Inkomstenbelasting

De invoering van het tweeschijvenstelsel

De invoering van het tweeschijvenstelsel voor de inkomstenbelasting die per januari 2021 zou plaatsvinden, wordt naar voren gehaald en wordt al per 1 januari 2020 gerealiseerd. In 2020 geldt dan een basistarief van 37,35% tot een inkomen van € 68.507 en een toptarief van 49,5% voor het inkomen daarboven.

Aftrekbeperking hypotheekrenteaftrek eigen woning – versnelde afbouw

Sinds 2014 wordt het fiscale voordeel van de hypotheekrenteaftrek geleidelijk verlaagd met 0,5% per jaar, voor zover de rente wordt afgetrokken tegen het hoogste inkomstenbelastingtarief in box 1. In 2019 was het hoogste tarief 51,75%. In 2018 heeft het kabinet aangekondigd dat de afbouw van de hypotheekrente vanaf 2020 wordt versneld met 3% per jaar in plaats van 0,5% per jaar.
In 2020 kan daarom de hypotheekrente nog tegen 46% worden afgetrokken in plaats van tegen 48,5%. In 2021 is het maximale aftrektarief 43% en in 2022 40%. In 2023 zal nog een keer een verlaging van 2,9% worden doorgevoerd, waardoor de hypotheekrente definitief aftrekbaar is tegen maximaal 37,10%. Dit percentage komt overeen met het tarief van de eerste schijf.

Eigenwoningforfait omlaag

Nu het fiscale voordeel van de hypotheekrenteaftrek vanaf 2020 versneld wordt verlaagd, wordt het bijtellingspercentage van het eigenwoningforfait eveneens verlaagd. Voor woningen met een WOZ-waarde tussen de € 75.000 en € 1.060.000 gaat het percentage van nu 0,65% naar 0,60% in 2020, naar 0,50% in 2021 en 2022 en naar 0,45% in 2023. Voor woningen met een waarde hoger dan € 1.060.000 blijft het percentage 2,35%.

Zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek wordt vanaf 1 januari 2020 van € 7.280 tot en met 2027 verlaagd met € 250 per jaar tot uiteindelijk € 5.000 met ingang van 1 januari 2028.

Afbouw aftrektarief andere grondslagverminderende posten

Zoals reeds in het Belastingplan 2019 was opgenomen gaat voor de volgende posten dezelfde tariefmaatregel gelden als bij de versnelde afbouw van het aftrektarief voor de eigen woning:

  • De ondernemersaftrek (bestaande o.a. uit de zelfstandigenaftrek en startersaftrek);
  • De mkb-winstvrijstelling, mits het gezamenlijke bedrag van de met de ondernemersaftrek verminderde winst positief is;
  • De terbeschikkingstellingsvrijstelling, mits het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit werkzaamheden positief is;
  • De persoonsgebonden aftrek (zoals giften, betaalde alimentatie en zorgkosten).

De aftrekposten met betrekking tot lijfrenten, arbeidsongeschiktheidsverzekering en de fiscale oudedagsreserve kunnen nog wel tegen het hoge tarief worden afgetrokken.

Aanpassing tarief aanmerkelijk belang box 2

Het tarief in box 2 is nu 25%. Er was aangekondigd dat dit tarief zou worden verhoogd naar 27,3% in 2020 en 28,5% in 2021. Deze verhoging is gematigd, omdat de tarieven voor de vennootschapsbelasting minder worden verlaagd. Het tarief wordt nu verhoogd naar 26,25% in 2020 en 26,9% in 2021. Dit tarief geldt voor voordelen uit aanmerkelijk belang, zoals het uitkeren van dividend van de BV aan de DGA in privé. Deze tariefsverhoging ziet ook op reeds bestaande winstreserves die in het verleden zijn ontstaan in de BV.

Heffingskortingen

  • De algemene heffingskorting in de IB wordt in twee stappen verhoogd: met € 78 in 2020 en met € 2 in 2021. De maximale algemene heffingskorting in 2020 wordt € 2.711 (€ 2.477 in 2019).
  • De arbeidskorting in de IB wordt in 2020, 2021 en 2022 verhoogd.

Geen aanpassing forfaitair rendement box 3

De belastingheffing in box 3 wijzigt in 2020 nagenoeg niet. Het tarief blijft 30%, alleen het heffingsvrij vermogen wordt in 2020 € 30.846 in plaats van € 30.360 (in 2019). Ook de systematiek voor het vaststellen van het forfaitaire rendement is ongewijzigd. Wel zal het percentage in 2020 lager zijn dan in 2019 door een lagere rente in de referentieperiode.

Voorstellen aanpassing forfaitair rendement box 3 vanaf 2022
In een brief aan de Kamer heeft de staatssecretaris aangegeven de bepaling van het rendement van box 3 aan te willen passen per 1 januari 2022. Vanaf 2022 zal eerst naar de samenstelling van het vermogen worden gekeken. In het voorstel wordt uitgegaan van het fictieve inkomen op vermogen. Spaargeld heeft een verondersteld rendement van 0,09% en beleggingen (zijn alle overige bezittingen) een fictief rendement van 5,33%. Schulden verminderen het fictieve inkomen met 3,03%. Hierbij is uitgegaan van de rendementen zoals die zouden gelden voor 2020.

Bij minder dan circa € 30.000 aan bezittingen (per partner) is geen belasting in box 3 verschuldigd. Zijn de bezittingen meer dan circa € 30.000, dan geldt een heffingsvrij inkomen van € 400 (per partner). Het heffingsvrij vermogen (tot circa € 30.000) komt te vervallen. Volgens voorlopige berekeningen betekent dit dat degenen die tot ongeveer € 440.000 aan spaargeld hebben, geen belasting over hun box 3-vermogen betalen. Daarentegen betalen degenen die geheel of grotendeels beleggen, juist meer belasting. Ook het tarief in box 3 gaat omhoog. Het stijgt met 3%-punten naar 33%, zodat degenen die wel belasting betalen, los van de overige maatregelen, zo’n 10% meer kwijt zijn aan heffing.

Bijtelling elektrische auto omhoog

Per 1 januari 2020 stijgt de bijtelling voor het privégebruik van elektrische auto’s naar 8% (2019: 4%) over maximaal € 45.000. Is de cataloguswaarde hoger dan € 45.000? Dan is over het bedrag daarboven de normale bijtelling van 22% van toepassing. De bijtelling wordt vervolgens verhoogd naar 12% in 2021, 16% in 2022 en 17% in 2025. Het bedrag waarvoor de lagere bijtellingspercentages gelden, wordt met ingang van 2021 verder verlaagd tot een bedrag van € 40.000. Vanaf 2026 geldt een bijtelling van 22%. Er bestaat dan geen verschil meer tussen de bijtelling van een elektrische en een conventionele auto.

Afschaffing scholingsaftrek uitgesteld

Particulieren die een opleiding of studie voor een (toekomstig) beroep volgen en geen recht op studiefinanciering hebben, kunnen momenteel de kosten hiervan in hun aangifte inkomstenbelasting aftrekken als scholingsuitgaven. Het gaat daarbij om college-, cursus- en examengelden en verplichte leermiddelen. Het voorstel is om deze aftrek van scholingskosten in de inkomstenbelasting af te schaffen. De scholingsaftrek wordt dan vervangen door de subsidieregeling STAP-budget (leer- en ontwikkelbudget voor de stimulans van de arbeidsmarktpositie) voor personen met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt. De nadere invulling van de subsidieregeling STAP-budget is nog niet bekend. Daarom wordt de scholingsaftrek nog niet in 2020 afgeschaft.

Vennootschapsbelasting

Verlaging tarief

De beloofde verlaging van het hoge Vpb-tarief wordt niet in 2020 maar in 2021 doorgevoerd. Het hoge Vpb-tarief wordt structureel met 1,2%-punt minder verlaagd. In 2020 wordt daarmee het tarief in de eerste tariefschijf van de Vpb 16,5% en blijft het tarief in de tweede tariefschijf 25% (vanaf € 200.000 belastbare winst). Vanaf 1 januari 2021 worden de Vpb-tarieven 15% in de eerste tariefschijf en 21,7% in de tweede tariefschijf.

Betalingskorting vennootschapsbelasting vervalt

Ondernemers die de vennootschapsbelasting in één keer vooruitbetalen, krijgen nu 4% korting op de helft van de te betalen aanslag, rekening houdend met de periode waarin betaald moet worden. Deze betalingskorting vervalt met ingang van 2021.

Maatregel tegen excessief lenen van de BV

Het op Prinsjesdag 2018 al aangekondigde wetsvoorstel Excessief lenen bij de eigen vennootschap zal in het najaar van 2019 worden ingediend. Het maakt geen onderdeel uit van het Belastingplan 2020. Op basis van dit wetsvoorstel zullen DGA’s vanaf 2022 aanmerkelijkbelangheffing verschuldigd zijn bij ‘bovenmatige schulden’ die zij hebben aan hun eigen B.V.

Overig

Verhoging overdrachtsbelasting voor niet-woningen

Momenteel bedraagt de overdrachtsbelasting voor woningen 2% en de overdrachtsbelasting voor niet-woningen 6%. De overdrachtsbelasting op niet-woningen, zoals bedrijfsgebouwen, bedrijfsruimten, grond die bestemd is voor woningbouw en hotels en pensions, gaat per 1 januari 2021 omhoog naar 7%.

Lagere btw-tarieven voor digitale boeken en tijdschriften

Vanaf 1 januari 2020 vallen alle digitaal geleverde boeken, kranten en tijdschriften onder het lage btw-tarief van 9%. Hiermee worden de btw-tarieven van digitale publicaties gelijkgetrokken met die van de papieren versies. Het gaat hierbij wel alleen om digitale media die ook in fysieke vorm verschijnen.

Aanpassingen in de werkkostenregeling

De vrije ruimte wordt vergroot door de invoering van een tweeschijvenstelsel in de berekening van de vrije ruimte: het percentage van de vrije ruimte bedraagt 1,7% voor de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom plus 1,2% over resterende loonsom.

Accijns op tabaksproducten

De accijns van sigaretten wordt met ingang van 1 april 2020 extra verhoogd. De verkoopprijs van een pakje sigaretten van 20 stuks stijgt dan met € 1.