Het Europese Hof van Justitie heeft bepaald dat het UBO-register niet openbaar toegankelijk mag zijn. Volgens de rechter is dat een te grote aantasting van de privacy van bedrijfseigenaren en aandeelhouders.

Het UBO-register (ultimate beneficial owner) biedt inzicht in natuurlijke personen die eigenaar zijn van een bedrijf, of daar zeggenschap over hebben. Het UBO-register is in de hele Europese Unie ingevoerd om witwassen, fraude en het financieren van terrorisme tegen te gaan.
Met name familiebedrijven en aandeelhouders maken al jaren bezwaar tegen de registratie in het UBO-register, in verband met de privacy. De Europese rechter stelt in de uitspraak dat grondrechten van bedrijfseigenaren worden geschonden door de openbaarmaking van hun persoonlijke gegevens.

Grondslag weg
De uitspraak volgt op een zaak die was aangespannen door een Luxemburgse vennootschap en raakt alle Europese lidstaten die UBO-registers hebben ingesteld. Dit slaat de grondslag weg onder de Europese richtlijn waarop deze landen hun nationale UBO-wetten hadden gebaseerd.

Instellingen zoals de Belastingdienst en toezichthouders zoals de Financial Intelligence Unit (FIU) behouden wel toegang tot het UBO-register. Ook maakt de rechter een uitzondering voor journalisten en NGO’s die een “legitiem belang hebben om in het register onderzoek te doen”.

Of banken ook toegang behouden is nog niet duidelijk, zowel het ministerie van Financiën als de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) gaan de uitspraak van het Europese Hof nader bestuderen.

On hold
Minister Kaag van Financiën heeft in reactie op de uitspraak aan de Kamer van Koophandel gevraagd om “per direct de informatieverstrekking van het UBO-register on hold te zetten”, zo meldt zij in een brief aan de Tweede Kamer. Eind september stelde de minister in een beleidsvisie nog dat een goed gevuld UBO-register van belang is bij de bestrijding van witwaspraktijken.
In de zomer verlengde het ministerie een tijdelijke regeling voor nog ontbrekende registraties in het UBO-register tot 1 januari 2023, vanwege een grote piek in opgaven voor het register en de benodigde verwerkingstijd bij de KVK. Kort daarvoor bleek een flink deel van de grootste Nederlandse familiebedrijven nog niet te vinden in het register.