Veel commissarissen en toezichthouders worden niet langer aangemerkt als ondernemer voor de btw. Dat heeft de staatssecretaris van Financiën onlangs bekendgemaakt. Aanleiding voor dit besluit is zijn uitspraken van het Hof van Justitie van 13 juni 2019 en de Hoge Raad van 26 juni 2020.

Daarin is beslist dat bepaalde toezichthoudende en adviserende werkzaamheden, niet zelfstandig werden verricht. De commissarissen en toezichthouders hadden geen individuele taken en verantwoordelijkheden. Evenmin voerden ze werkzaamheden voor eigen rekening en liepen ze geen economisch risico.

Dit zijn cruciale handelingen voor het zelfstandig ondernemerschap. Waar dat ontbreekt fungeren commissarissen en toezichthouder niet als zelfstandigen en is btw-heffing niet aan de orde.

Deze conclusies van de rechters is anders dan de Nederlandse praktijk waarin commissarissen en toezichthouders btw-plichtig zijn voor al hun werkzaamheden.

De staatssecretaris heeft voor elke commissaris en toezichthouder benoemd in hoeverre er sprake is van ondernemerschap waarvoor btw-afdracht verplicht is. Als uitgangspunt geldt dat er geen sprake mag zijn van individuele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor de uitvoerende werkzaamheden. Commissarissen en toezichthouders moeten zelf toetsen in hoeverre hier sprake van is aan de hand van de statuten en regelementen van de onder toezicht staande onderneming.

Het besluit van de staatssecretaris werkt terug tot 13 juni 2019. Hebben commissarissen en toezichthouders vanaf deze periode toch btw in rekening gebracht, dan knijpt de staatssecretaris een oogje dicht tot en met de periode tot 7 mei dit jaar. Dat geldt ook voor investeringen waarvoor commissarissen en toezichthouders btw hebben teruggevraagd.