Werkgevers krijgen langer de tijd om een aanvraag in te dienen voor de definitieve berekening van de tegemoetkoming voor de eerste periode NOW (maart-mei 2020). Dat heeft minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vandaag bekendgemaakt in een brief aan de Tweede Kamer. Werkgevers hebben nu tot en met 31 oktober de tijd om een aanvraag in te dienen.

De verruiming van de aanvraagtermijn geldt zowel voor werkgevers die een accountantsverklaring nodig hebben (deadline was aanvankelijk 29 juni) als voor werkgevers die een derdenverklaring of geen verklaring nodig hebben (deadline was 23 maart). Voor alle werkgevers geldt nu dus dezelfde termijn.

Ook andere aanvraagtermijnen voor definitieve berekening aangepast
Om een te grote druk op UWV te voorkomen, heeft een langere openstelling van het loket voor de eerste periode NOW gevolgen voor de aanvraag van een definitieve berekening voor de derde, vierde en vijfde periode NOW. Die termijnen zijn daarom nu ook aangepast. Voor de derde periode NOW (oktober-december 2020) kan de definitieve berekening worden aangevraagd van 4 oktober 2021 tot en met 26 juni 2022, voor de vierde en vijfde periode (resp. januari-maart 2021 en april – juni 2021) loopt de termijn van 31 januari 2022 tot en met 23 oktober 2022.

Definitieve berekening tweede periode NOW eerder mogelijk
Het loket voor de definitieve berekening voor de tweede periode NOW (juni-september 2020) gaat juist een maand eerder open dan gepland. Werkgevers kunnen al vanaf 15 maart a.s. een aanvraag indienen. Dit heeft te maken met technische werkzaamheden die in april worden uitgevoerd. De einddatum voor deze termijn blijft ongewijzigd, namelijk 5 januari 2022.

Ruime betalingsregeling bij terugvordering
Werkgevers kunnen al sinds 7 oktober 2020 een aanvraag indienen voor de definitieve berekening voor de eerste periode NOW. Op basis van het feitelijke omzetverlies en de loonsom over maart, april en mei 2020 stelt UWV vervolgens vast hoe hoog de definitieve tegemoetkoming is waar de werkgever recht op heeft. Dat kan leiden tot een nabetaling of – bij een dalende loonsom en/of minder groot omzetverlies – een terugvordering. Die terugvordering is nooit hoger dan het ontvangen voorschot.